Ileen
Montijn

 

Een jasje van 17 gulden

9 november 2017


J. Boshamer, Simon van Gijn (1841), detail. Er onder: fragment uit het kasboek. 
Coll. Huis van Gijn

J. Boshamer, Simon van Gijn (1841), detail. Er onder: fragment uit het kasboek. Coll. Huis van Gijn

Ik was in Dordrecht om het even vast te houden: het kledingboekje van mevrouw Cornelia van Gijn-Hooghwinkel. Het wordt bewaard in Huis van Gijn, aan de Nieuwe Haven, een kasboek waarin de moeder van de laatste bewoner tussen 1844 en 1866 heel precies álles noteerde wat zij uitgaf aan kleren voor haar man, zichzelf en de kleine Simon (geboren in 1836). Dasjes, sokken, mantels en hoeden, geboekstaafd tot op de cent.

Het is een fantastische bron voor de kledinghistoricus. Ik schreef erover in mijn boek Tot op de draad, niet alleen om te vertellen hoe zuinig ook rijke burgers met hun kleren omsprongen, maar ook om te wijzen op de hongerloontjes die de naaisters voor hun werk kregen.

Elke keer als ik erin lees – gelukkig heb ik thuis foto’s van alle bladzijden – treft mij weer iets bijzonders. Nu valt mijn oog op ‘Een laken manteltje, 17 gulden’, genoteerd 24 oktober 1845. Zeventien gulden! Een bedrag waarvoor een arbeider in die tijd drie weken moest werken, voor een wollen jasje voor een jongen van negen. Zo groot waren de verschillen, zo duur waren kleren toen. Kijk de kleine Simon, bijna vijf op bijgaand schilderij (dus het is niet hetzelfde jasje) – hij leefde in een andere wereld dan wij, en ook in een andere wereld dan het zoontje van de arbeider. En we weten het dankzij zo’n nietig, handgeschreven kasboek.