Hoe meer je rondkijkt en leest, hoe groter de invloed van zeemanskleding blijkt te zijn geweest op zowat álles wat wij dragen. Het matrozenpakje, praktisch en fris, stond aan het begin van alle kinderkleding; de schipperstrui ging van vissers over op watersporters en raakte langs die weg in zwang, de witte matrozenbroek werd strandmode voor vrouwen, de eerste broek waarin onze sekse zich durfde vertonen, en zelfs het T-shirt was oorspronkelijk een kledingstuk voor roeiers en matrozen. In het boek Nautical chic van Amber Jane Butchart (2015) komt geen eind aan de reeks, tot penny loafers toe. Bij ons heten die penny shoes, en ooit maakten Noorse vissers ze voor eigen gebruik, tot ze in 1936 via het blad Esquire ineens hip werden op Palm Beach.
Mijn lieveling is de pea coat, in het Frans caban, het stoere, double breasted mannenjasje dat al in de 18de eeuw door Britse marineofficieren werd gedragen. De naam is oorspronkelijk Nederlands: pea komt van pij, ruwe wollen stof (inderdaad, monniksdracht). In Jacob van Lenneps roman Klaasje Zevenster (1866) komen al pijjekkers of -jakkers voor. In een scène reizen twee dikke heren in pijjakkers per diligence; iemand merkt op dat dat vast aannemers zijn, want die dragen ze zomer en winter, en waarschijnlijk worden ze erin geboren. (Het is echt een leuk boek, Klaasje Zevenster.)
Bijna twee eeuwen later later kun je de pea coat nog steeds op straat zien lopen, vrijwel onveranderd. Nog steeds stoer, ja sexy. Het is de onverwoestbare aantrekkingskracht van de zeeman.