Waar het op neerkomt is dat de baret heeft gewonnen van de alpinopet. De baret, breder en boller, is op het ogenblik in de mode en in velerlei kleuren te koop, ook bij de English Hatter (maar net als elders in één maat, die rond mijn hoofd knelt als een bankschroef).
In de digitale krantenbank Delpher kun je de opkomst van de alpino in de 20ste eeuw volgen. In de jaren 1910-1920 valt het woord nog nauwelijks, in de jaren 1920-1930 al 438 keer, maar in de jaren dertig ineens meer dan 3500 keer. Waar ze in 1925 in advertenties soms nog ‘alpino mutsen’ of ‘alpino berets’ heten, is omstreeks 1930 al gemoedelijk sprake van ‘mijn alpino’. De schrijver Nescio had het, zo meldt zijn biografe mij, in 1942 over een ‘nieuw Baskisch petje’ dat hij nodig had. En het klassieke voorbeeld van de heer-met-alpino voor mijn geestesoog wordt ingevuld door A.J. Klei, die in 1981 schrijft over een ‘predikant, met een alpino stevig op zijn grijze haar geplant’ (Trouw, 19/2/1981).
De baret heeft zijn eigen geschiedenis. Rembrandt, Che Guevara… de oervorm is te vinden bij de geleerde Erasmus, zoals hij werd geportretteerd door Holbein en Dürer, begin 16de eeuw. Toen heette het een bonnet. Wat alpino en baret gemeen hebben, is dat ze gebreid zijn, en daarna vervilt. Dit in tegenstelling tot de vilten hoed, die op een houten kop is gevormd, met stijver resultaat. Zo kan ik nog wel even doorgaan; maar dat doe ik niet.