Het jammerlijke beeld van vrouwen in het verleden, die alleen maar mochten zorgen en behagen, klopt niet; er waren heel wat uitzonderingen.
Een voorbeeld is Betsy Repelius (1848-1921), schilderes, en actief lid van artistieke, professionele kringen in Amsterdam. De grote liefde van haar leven was Marie du Saar, oogarts van beroep. Ze zouden gaan samenwonen in het huis in de Vondelstraat dat Betsy had laten bouwen – maar toen vond Marie een man.
Betsy zat niet bij de pakken neer. Zij bleef haar hartsvriendin koesteren, en brieven schrijven als ze gescheiden waren.
Haar honderden brieven uit de jaren 1891-1911 zijn nu uitgegeven. Ze tonen het leven van een zelfstandige, ontwikkelde vrouw die voortdurend concerten bezocht, graag reisde en iedereen kende. Om kleren gaf ze niet (ze was ook niet mooi), voor haar huishouding had ze dienstboden, maar ze hield van haar werk, en ook van haar familie. Heel gewoon eigenlijk allemaal, en juist dat is zo bijzonder.
De brieven van Betsy Repelius zijn bezorgd door Tineke van Loosbroek en Jan de Vries; het boek is HIER te vinden.