Haar is wat een mens gemeen heeft met de dieren. Vooral lichaamshaar natuurlijk, poil in het Frans; maar het geldt ook voor hoofdhaar. En haar moet dus getemd, geknipt, geschoren, in vorm gedwongen, geëpileerd, geonduleerd of gefriseerd, want mensen zijn geen beesten en dat willen ze weten ook. Dat inzicht is het motto van de tentoonstelling Des cheveux et des poils in het MAD in Parijs waar ik laatst over schreef, en waar een uitgebreid boek bij is verschenen.
Maar ja, een béétje dierlijk is ook wel lekker, en zo wordt vanouds ook een verband gezien tussen losse haren en lijfelijke lust – denk alleen al aan Maria Magdalena. Loshangend haar is sexy, mannen zijn er dol op, zoals mijn moeder altijd zei (eraan toevoegend dat je daar niet aan moet toegeven, want een leuke coupe is veel aardiger). Er zijn zelfs religies die álle haar zo sexy, en dus gevaarlijk vinden dat ze vrouwen opleggen om ze compleet te verbergen.
Aan het vrouwelijke lichaamshaar is een fascinerend hoofdstuk gewijd in het boek bij de Parijse tentoonstelling. Een van de hoogtepunten is het verhaal van de Franse antropoloog Bertrand, die omstreeks 1870 een groep ‘vuile, behaarde mannen en vrouwen’ ontdekte in de buurt van Montoire, in de Loirestreek. Ook de vrouwen hadden donker, dik haar op hun buik, hun billen, hun benen; en snorren. En dan hadden ze ook nog opvallend grote geslachtsorganen! Het nog jonge antropologische genootschap in Parijs meende, net als de onderzoeker, dat dit wel afstammelingen moesten zijn van een tussenvorm tussen mens en dier. Hoe het deze wezens verder is vergaan vermeldt het verhaal niet; ik vermoed dat ze zich zijn gaan scheren.