Om nog even op dat oude plakboek terug te komen: het zou tegenwoordig een rare vraag zijn: wat een mooie jurk, mag ik daarvan misschien een lapje hebben? Laat staan dat je zoiets vraagt aan een man met een mooi vest. Moest iemand dan zomaar een schaar in het kledingstuk zetten, op een onopvallende plaats? Natuurlijk niet. In de wereld van Anne Sykes, midden 19de eeuw, was iedere jurk en elk vest genaaid door haarzelf of – waarschijnlijker – door een naaister, en waar genaaid wordt blijft altijd wat stof over. Die gooi je niet weg (en de arme naaister mag hem heus niet houden), maar bewaar je voor eventuele reparaties, of aanpassingen.
De voorraad lapjes die op die manier ontstaat is een soort archief, waarin elk stukje stof een geschiedenis heeft, een verhaal. Iedereen die naait heeft nog steeds zo’n voorraad, en in mijn huis is geen kast die ik met meer liefde bekijk dan mijn lapjeskast.
Dat aan lapjes verhalen hangen is ook wat oude lappendekens zo mooi maakt. De maaksters putten niet alleen uit hun eigen voorraad, maar ruilden en bedelden stofjes bij elkaar, en kenden dus van ieder stukje de herkomst. Tegenwoordig kun je kant-en-klare pakketjes bedrukte stof kopen om chique ‘patchwork’-dekens te maken – maar dat vind ik eigenlijk een beetje vals spelen.
Op de valreep vind ik op mijn eigen website een logje over een lappendekens-tentoonstelling in Leeuwarden, 14 jaar geleden… de tijd vliegt. Daar was zelfs een album met lapjes te zien, nog ouder dan dat van Anne Sykes: Hendrika Beukema, heette de samenstelster. Helaas is de foto ontzettend vaag… en ik kan er on-line geen spoor meer van terugvinden. Hallo Fries Museum, waar is het lapjesschrift van mevrouw Beukema gebleven?
P.S. Een vriendin speurde beter dan ik, en vond op Berthi’s weblog een verslagje waaruit blijkt dat het lapjesschrift nog in familiebezit moet zijn. Er is een link met de schilder Jan Voerman jr., die een collage van de los geraakte lapjes maakte, iemand schreef de verhalen van de eigenaressen op… in elk geval hoop ik dat er goed op wordt gepast, en dat het – wie weet – toch nog eens ergens zal worden ten toon gesteld.