Een elegant geklede pop met benen en handjes van ijzerdraad – de aanblik ontroert me iedere keer. De pop is eigenlijk een mannequin, 70 cm lang, en onderdeel van het ‘Théâtre de la Mode’. Dat was een tentoonstelling die de Parijse Chambre van couturiers in de herfst van 1945 op touw zette om te tonen dat de Parijse mode na WOII weer springlevend was. De 237 poppen waren aangekleed door echte couturiers: Balenciaga, Lanvin, Nina Ricci, noem maar op. De hoedjes en schoenen waren van andere grote ontwerpers, alles héél precies op schaal gemaakt, en opgesteld in toneeldecors die waren ontworpen door kunstenaars als Jean Cocteau. Het kon niet op. De show, om te beginnen in het Musée des Arts Décoratifs, was een denderend succes; er kwamen 100.000 bezoekers. Na Parijs deed hij andere Europese hoofdsteden aan, en in 1946, met nieuwe kleertjes op de poppen, ook New York, waar de show opnieuw furore maakte. De opbrengst van de entreegelden was bestemd voor oorlogsslachtoffers.
Een van de deelnemende couturiers was Charles Montaigne, als Karel Meuwese geboren in Tilburg. Hij was, na jaren bij Madeleine Vionnet te hebben gewerkt, in 1940 zijn eigen couturehuis begonnen aan de rue Royale. Ik schreef eerder over hem op deze plaats: kijk hier. Een langer artikel van mij over zijn opkomst en succes is zojuist verschenen in het Jaarboek Kostuum 2022, uitgave van de Nederlandse Kostuumvereniging.
Over het Théâtre de la Mode is een boek uit 1990, maar er staat ook veel op internet, bijvoorbeeld HIER. Drie van de oorspronkelijke poppen zijn nu te zien in het Modemuseum in Antwerpen; een foto is te vinden in het zeer informatieve blog Textielliefde.