G.A. de Séverac, Portret van Claude Monet (1865) Musée Marmottan Paris, nu in Kunstmuseum Den Haag
Claude Monet (1840-1923) was een mooie jongen, toen hij jong was. Je ziet het op twee aardige portretten op de tentoonstelling Nieuw Parijs, van Monet tot Morisot, nu in het Kunstmuseum in Den Haag. Het oudste, door De Séverac uit 1865, toont hem nog zonder baard, en met een gestreept jasje dat verraadt dat hij niet alleen knap, maar ook een beetje een dandy was. Claude Monet – Oscar, heette hij thuis – schijnt al jong hoge kleermakersrekeningen te hebben opgelopen. Onbetaalde rekeningen waren voor jonge mannen uit de bourgeoisie in de negentiende eeuw een welhaast onvermijdelijke kwaal.
Mode speelt op die tentoonstelling in Den Haag een niet onbetekenende rol. Het gaat over de opkomst van het impressionisme, maar ook over de grote verbouwing/modernisering van de stad Parijs, en over de wereldtentoonstelling van 1867, een hoogtepunt in het Tweede Keizerrijk van Napoleon III. Drie jaar later zou de stad verwoestingen, straatgevechten en honger meemaken door de Commune-opstand en de oorlog met Pruisen.
Maar in 1867 was het nog een en al feest en blijde verwachting, en volgde het ene bal op het andere. Emmeline Raymond, oprichtster van het blad La mode illustrée, schreef in een reisgids uit datzelfde jaar over het belang van de Parijse mode-industrie: ‘In Parijs leeft de helft van de vrouwelijke inwoners van de mode, en de andere helft leeft vóór de mode.’