Ileen
Montijn

 

Knokige koppen

8 oktober 2010

Eugène Buland, Bezoek aan de Maagd van Bénodet, 1898

Eugène Buland, Bezoek aan de Maagd van Bénodet, 1898

Het zware leven van eenvoudige mensen was het onderwerp van een schilderstroming die bloeide tussen 1880 en 1914, het naturalisme. Ineens had het kunstminnende publiek aardigheid in al die knokige koppen en grove knuisten. Zwoegende arbeiders, zieke kinderen, bedelende gezinnen: op de tentoonstelling in het Van Goghmuseum zijn ze allemaal te zien – sterk uitvergroot, want de naturalisten hielden van grote formaten. Voor het eerst zijn de enorme zalen in de hoedendoos op het Museumplein (tien jaar oud dit jaar) eens lekker gevuld – nu pas zie je hoe gewone schilderijen daar eigenlijk altijd verdrinken.

Dat die naturalisten nu zo geëerd worden is een cultuuromslag van jewelste. Jarenlang zijn deze schilderijen vol drama en sentiment afgedaan als voorlopers van sovjet- en nazikunst. Terecht natuurlijk. Maar het is wel leuk om er eens wat beter naar te kijken, al was het maar omdat er toch erg mooie tussen zitten. En het zet je aan het denken: was het nu wel of niet neerbuigend van de schilders – zelf meestal uit de hogere kringen afkomstig – om die proletariërs zo in al hun grofheid te portretteren?

Op de tentoonstelling wordt trouwens ook getoond hoe belangrijk de rol van de fotografie was, en er zijn zelfs beelden uit oude films, als bewegende schilderijen op de museumwanden geprojecteerd. De clichés van de naturalisten hebben sterk doorgewerkt in de vroege film: onsubtiel, maar krachtig.