Fritz Wunderlich (1930-1966)
Fritz Wunderlich had een stem – hoe moet je dat zeggen? Een stem waarbij je denkt: ja, als het zo ook kan… Zo helder, moeiteloos, lyrisch, alsof hij nooit adem hoefde te halen. Wat een schat. Die stem, en hij zelf ook. Er was, zag ik gisteren in een documentaire op Arte, iets Elvis-achtigs in zijn voorkomen, dezelfde onweerstaanbaarheid. Man, stem, oogopslag, alles één.
Sommige mensen vonden hem geloof ik te makkelijk. Alsof muziek ook te mooi kan zijn. Dat is een scheiding van geesten in de kunsten – de een wil sporen van een worsteling zien, de ander kan zich overgeven aan onvertroebelde schoonheid. Die laatste moet bij Wunderlich zijn. Luister hoe hij Tamino’s aria uit de Zauberflöte zingt, de rol die zijn doorbraak was, in 1955 bij een conservatoriumuitvoering in Freiburg.
Elf jaar later viel hij van een trap, een paar dagen voordat hij als grootste Duitse tenor van zijn tijd zou debuteren bij de nieuwe Metropolitan Opera in New York. Hij overleed aan een schedelbreuk, nog geen 36 jaar oud.