Wat was het een heerlijk boek: Gone with the Wind van Margaret Mitchell, dé roman over de tijd van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865). Verschenen in 1936 werd het een van de grootste million-sellers ooit; de film, met Vivian Leigh als Scarlett O’Hara, een historisch kassucces. De egoïstische Scarlett, de cynische doch goedhartige Rhett Butler, de toegewijde zwarte slaven, zij bewoonden een harmonische wereld, die werd geteisterd door oorlogsgeweld.
Of niet? Sarah Churchwell schreef een boek waarin de mythe van Gone with the wind grondig wordt afgebroken. Een recensie in de Literary Review (hier te lezen) maakt duidelijk hoe vals Mitchells beeld van de Zuidelijke Staten volgens Churchwell was, en hoe hardnekkig en venijnig de invloed daarvan. Ook vertelt ze hoe de zwarte acteurs (ook Hattie McDaniel, die een Oscar kreeg voor haar rol als Scarletts trouwe slavin) met tegenzin meewerkten, en eisten dat het woord ni(…)r, waar het boek vol mee staat, uit het script zou worden geschrapt.
Aan de vooravond van de filmpremière in 1939 was er een bal op een plantage. Een koor van zwarte kinderen, verkleed als slaven, zong stichtelijke liederen voor een ontroerd – geheel blank – publiek. Een jongetje uit dat koor kostte de strijd voor rassengelijkheid dertig jaar later zijn leven: hij heette Martin Luther King jr.