Stoel van Horrix, c. 1870
Horrix en Mutters, Muttix en Horrers… prevel ik sinds zaterdag zo nu en dan. Het waren in de 19de eeuw twee hoogst respectabele Haagse meubelfabrikanten. Pas later kregen hun namen de nachtmerrie-achtige klank die er altijd in verscholen had gezeten. Hun meubels waren van het type dat gehaat en geminacht werd door mensen met goede smaak: notenhouten monsters, kasten met krullen, gecapitonneerde gevaartes.
Grappig genoeg is dat nu ook weer voorbij. In het Haags Gemeentemuseum is een tentoonstelling aan ze gewijd zonder een woord van excuus of bevoogding – anders dan in 1995, toen het Rijksmuseum voor het eerst aandacht besteedde aan dergelijke meubels, en daarvoor de titel koos, tussen aanhalingstekens wel te verstaan, De lelijke tijd. Maar onder ons gezegd en gezwegen: er zijn wel monsters bij hoor, daar in Den Haag.