Joaquin Sorolla, Jongens op het strand (1910). Prado, Madrid.
Is het naaktstrand niet gewoon een modernistische uitvinding, vergelijkbaar met het ‘open huwelijk’ van de jaren zestig, zeventig? Naaktheid in onbekend gezelschap druist in tegen diep gewortelde instincten. Sommigen vinden het fijn, anderen dat het ‘moet kunnen’, maar voor de meesten is het een gruwel – niet alleen gezien te worden, maar zeker ook het zien. Nee, de gewoonste zaak van de wereld wordt het nooit.
Natuurlijk is het heerlijk om in je blootje in de open lucht te zijn en te zwemmen wanneer dat kan: ver van de ongewenste confrontatie met wildvreemden, of die nu gekleed zijn of niet. Vorige week deed ik het een paar keer, vanaf een bootje midden op een meer. Met verrekijkers had het omringende bootjesvolk me kunnen bespieden, maar daarmee kon ik leven. De zon op je huid, het water langs je vel, en dat alles zonder het gehannes met natte badkleding: heerlijk.
Vroeger zwom iedereen die zwom, naakt. Op oude schilderijen, riviergezichten, zie je soms badertjes in de verte aan wie niemand zich stoort. Maar dat zijn dan wel altijd jongens of jonge mannen. Kleren om in te zwemmen mogen dan een uitwas van de beschaving zijn, ze zijn ook een teken van emancipatie van de vrouw, die anders van alle sociale zwemplezier was uitgesloten. En zo zijn we toch weer terug bij de boerkini.