Megabed in Lloydhotel
Een jongetje vertrouwde me lang geleden toe dat hij droomde van een kamer die één groot bed was. De vloer één grote matras, de muren zacht bekleed: dat was eigenlijk zijn ideaal. Je kon je nergens pijn doen, en rollen en spelen naar hartelust.
Bij nader inzien denk ik dat het eigenlijk een universeel ideaal is, zo’n bed helemaal om je heen (Freudianen beginnen meteen te kuchen, die denken aan heimwee naar de moederschoot). Dat is misschien ook de achtergrond van de opzienbarend grote bedden die in de geschiedenis wel werden toegeschreven aan de rijken en de machtigen – Koning Og in de bijbel bijvoorbeeld (Deut. 3, vers 11). En daarom spraken de tent-achtige vertrekken vol kleden en rustbanken van de Turken in de achttiende eeuw al zo tot de verbeelding van de Europeanen. Alles zacht, alles genot en wulpsheid: wat zijn moderne ontwerpers van opklapbedden en strakke bedbanken toch misleid geweest!
Zo denk ik toch nog door over het onderwerp van een boek dat intussen al de wereld in is gestuurd. Dat jongetje staat er niet in; daarom heb ik u er nu maar even over verteld.