Ondervest en rok, gebreid omstreeks 1900. Fries Museum, Leeuwarden.
Rood is dé kleur. In het Latijn betekent ‘coloratus’ gekleurd, maar ook rood (lees ik bij kleurenhistoricus Michel Pastoureau). Het lekkerste snoep, de mooiste jurk: rood. Een feestkleur, kleur van kardinalen.
Juist daarom heb ik me vaak verbaasd dat in de 19de eeuw de allergewoonste onderkleding – hemden, broeken, rokken – vaak rood was. Van rode baai (grove wollen stof), als het niet gebreid was. Het werd geverfd met meekrap, een goedkope verfstof. Maar waarom zou je dat doen? Wuftheid, toch, of versierzucht?
Gisteren, op de tentoonstelling Breien! in het Fries Museum in Leeuwarden, vielen de schellen van mijn ogen. Er staat daar een onderrok met vest, gebreid omstreeks 1900, leuk gevuld met pronte borstjes. Het bijschrift vertelt dat ondergoed vaak rood was omdat men dacht dat rood gezond was, want warm. Natuurlijk! Ineens herinnerde ik me dat de ouders van zieke kinderen in vroeger eeuwen wel eens de hele ziekenkamer rood stoffeerden. En nu lees ik ook dat Pastoureau (die boeken schreef over zwart, blauw en groen, en nog werkt aan eentje over rood) ergens zegt dat rood behalve warm ook ‘tonique’ is: versterkend. Jottem!
Ik zou het hele gebreide completje op deze foto trouwens niet direct hebben herkend als onderkleding. Het vormt een grappige tegenhanger van de gehaakte jurk uit 1970, die nog op een tentoonstelling in Den Haag te zien is.
Breien! is een van de leukste èn leerzaamste exposities die ik in lang heb gezien. Laat hem u niet ontgaan.