Je moet een beetje voorzichtig zijn met jongens, zei mijn moeder, zittend op de rand van mijn bed. Als je te lief doet, te toeschietelijk, dan gaan ze van alles denken, dat kunnen ze niet helpen. Achteraf denk ik: was dat een waarschuwing voor het spreekwoordelijke korte rokje? Ik vatte het niet zo op, ik hoorde er meer in dat wij vrouwen macht hebben, en daarmee netjes moeten omgaan.
Jaren later bevond ik me aan de andere kant van de kloof tussen de seksen: een man met macht had mij uitverkoren (hij wilde niets liever dan dat ik korte rokjes zou dragen) en ik deed op alle manieren mijn best om aan zijn verwachtingen te voldoen. Mooi en sexy wilde ik zijn, en slim en grappig en wereldwijs – die laatste drie dingen was hij ook, maar mooi en sexy? Ha ha.
Ik schreef erover in een bundel die onlangs is verschenen: De buitenkant. Vrouwen over de rol van het uiterlijk. Er staan verhalen in van veertien vrouwen, van alle leeftijden en gezindten, maar ze zijn het over één ding eens: het uiterlijk is nooit irrelevant.
En o ja, mijn bijdrage heet ‘Bekoorlijk en behoorlijk’.