Twee dagen waren we bij elkaar in Amersfoort, want het was het vierde lustrum van de Nederlandse Kostuumvereniging. Eigenlijk bestaat de NKV al langer dan 20 jaar, maar we tellen pas sinds de dames van de kant – echte dames waren dat – erbij kwamen. Liefhebbers van oude kleren, van kant, van mode en van streekdracht werden daarmee verenigd – dat zijn de vier ‘bloedgroepen’, zoals ze bij het CDA zeggen.
We waren met zo’n 140: veel vrouwen, maar heus ook mannen. Je keek je ogen uit, want iedereen had zich zeer bewust aangekleed. En iedereen wilde met liefde vertellen over jasje/jurk/broek/sjaal/vest/kousen of wat er maar bewonderd werd door een medebezoeker.
Het klinkt tuttig, maar wat dan nog? We naaiden zelfs onze eigen badges, van lapjes vilt en een knoop en een stukje batist met je naam erop geprint. Er waren lezingen (ik hield er ook een), filmpjes, groepsbijeenkomsten, een modeshow en tot slot een vrolijke quiz.
Wat is me het meest bijgebleven? Misschien de vrouw die in een filmpje vertelde dat men zich bij haar thuis, vroeger op de boerderij, op zondag wel zeven keer verkleedde: oude werkkleding voor het melken (’s ochtends en ’s avonds), gewone kleren voor binnenshuis, nette kleren voor de kerkgang (twee keer op een dag)… reken maar uit. En alles om je goeie goed goed te houden.
Meer in het algemeen was ik opnieuw verbaasd over hoezeer kleren verbonden zijn met verhalen. En met herinneringen, tradities en emoties. En dan kunnen ze ook nog zo vreselijk mooi zijn.