Een grote libel is neergestreken op de bijna blote rug van een vrouw – zij draagt een zwarte avondjurk, de libel is enorm, van fonkelende glazen diamanten. Hij houdt de schouderbanden van de jurk bij elkaar. Het is een kunstig geknipte jurk met een sleep; kenners denken dat hij ontworpen is door Madeleine Vionnet, de grootmeesteres van de Parijse couture in de jaren dertig.
De vrouw is een vintage etalagepop uit die tijd, een van drie zulke poppen in de modecollectie van verzamelaar Hans van Emmerik, die in het Centraal Museum in Utrecht wordt geëxposeerd. Tientallen jurken en andere stukken uit de periode 1900-1950, een rijk gevarieerde verzameling van ongewone allure. In belendende zalen zie je hoeden. Die komen uit de fantastische collectie van de in 2015 overleden Tiny Meihuizen: cloches, tulbanden, baretten, pill boxes, bloemenhoeden, luchtig geëxposeerd op vrouwhoge staanders.
Het is een klein, kleurig wonderland daar op de zolder van het Utrechtse museum, heel geschikt om de ergernis te verdrijven die althans mij bekruipt bij het zoeken van de weg in de onhandig bewegwijzerde doolhof van het gebouw (tip: de tentoonstelling Mode-Chapeau bevindt zich op de zogenaamde tweede verdieping, die feitelijk de vierde is).
Ook het bijwerk van de expositie stemt verzoenlijk, de spiegels, de installatie waar je virtueel een paar hoeden kunt passen: hier worden volwassen vrouwen giebelende tieners. Het is vrolijk-makend, en het is er nog tot eind september.