Mijn liefste vriendin zegt dat zij ‘geen hoedenhoofd’ heeft. Net als vroeger mijn moeder trotseert zij zonder hoofddeksel ’s winters de kou, en ’s zomers de zonnestralen. Stiekem denk ik dat het bescheidenheid van ze is: het verlangen om niet op te vallen.
Want een hoed is altijd een soort bekroning, een punt op de i van wat tegenwoordig een outfit heet. Hoe praktisch, hoe heerlijk warm, hoe oud ook; of het een hoed is, een muts, pet of kapje, je kunt hem niet niet zien. Dat hij sinds de jaren vijftig facultatief is, maakt de hoedendraagster – en -drager – natuurlijk alleen maar opvallender. Maar ook vroeger, toen iedereen verplicht gehoofddekseld was, waren hoeden de kern van de mode. Als de Cranfordse dames op een deftige visite gaan, moeten ze allemaal een nieuwe cap (zie mijn vorige logje). Geen nieuwe jas of jurk, dat zou veel te duur zijn. Maar met een nieuw hoedje ben je toch áf. Nee, er gaat niets boven een hoed.